In haar uitspraak van 17 september 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:2622) beantwoordt het Gerechtshof Amsterdam (“Hof”) in een overnamegeschil de vraag of een belastingvrijwaring ook geldt voor ondernemingen van de groepsvennootschappen. Aan de hand van deze uitspraak bespreken wij vrijwaringen in overnamecontracten en geven wij aanbevelingen voor de praktijk.
Vrijwaring
Een vrijwaring is een afspraak waarbij de ene partij (meestal de verkoper) zich verplicht om de andere partij (meestal de koper) te vergoeden voor schade die voortvloeit uit feiten en omstandigheden die al bekend waren op het moment van de overname, en die in de toekomst mogelijk tot schadeclaims kunnen leiden. Een voorbeeld van zo’n afspraak is een belastingvrijwaring, waarbij de verkoper de koper vrijwaart voor belastingclaims die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan de overname.
Waar garanties bedoeld zijn om onbekende risico’s af te dekken, hebben vrijwaringen specifiek betrekking op al bekende risico’s. Een vrijwaring is echter alleen zinvol als de verschuldigdheid nog niet vaststaat. Als een schuld op het moment van de overname al vaststaat, wordt deze doorgaans verrekend in de koopprijs.
De (omvang van de) garanties en vrijwaringen vormen vaak een belangrijk discussiepunt tijdens onderhandeling. Hoewel deze afspraken veelvuldig in overnamecontracten worden opgenomen, hebben ze niet altijd dezelfde juridische betekenis. De precieze inhoud en strekking van garanties en vrijwaringen moeten per geval door uitleg worden vastgesteld.
De casus in het kort
De casus betreft de overname van drie vennootschappen, inclusief hun dochtervennootschappen, die actief zijn in de bouwsector. In het overnamecontract worden deze drie vennootschappen en hun dochtervennootschappen gezamenlijk gedefinieerd als de groepsvennootschappen.
Het overnamecontract bepaalt dat de verkoper de koper zal vrijwaren voor alle verplichtingen, vorderingen, kosten en schade die ten laste van de groepsvennootschappen en/of de koper komen als gevolg van belastingen die de groepsvennootschappen verschuldigd zijn over de periode voorafgaand aan de overnamedatum. Een belangrijk detail hierbij is dat er op het moment van de overname een onderzoek van de Belastingdienst liep naar een onderneming van een van de dochtervennootschappen. Deze onderneming betreft een commanditaire vennootschap waarvan de betreffende dochtervennootschap beherend vennoot is.
Bijna een jaar na de overdracht van (de aandelen in) de groepsvennootschappen kondigt de Belastingdienst aan een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen aan de commanditaire vennootschap. In het overnamecontract wordt deze commanditaire vennootschap echter niet expliciet genoemd in de definitie van de groepsvennootschappen, maar slechts de dochtervennootschap die beherend vennoot is. De koper stelt dat, ondanks deze omissie, de vrijwaring ook van toepassing is op de commanditaire vennootschap. De verkoper betwist dit.
De koper start een procedure tegen de verkoper, maar wordt in eerste aanleg door de rechtbank in het ongelijk gesteld. Vervolgens stelt hij hoger beroep in.
Beoordeling Hof
Bij de uitleg van het overnamecontract stelt het Hof voorop dat het aankomt op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het overnamecontract mochten toekennen, en wat zij daarbij van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten.
Bij die beoordeling worden alle omstandigheden van het geval meegewogen, gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Daarbij kan het van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van hen redelijkerwijs kan worden verwacht. Ook de aard, context en totstandkoming van het overnamecontract, de kans dat bepaalde rechtsgevolgen intreden, en de gedragingen van partijen na het sluiten van het overnamecontract spelen een rol.
Het Hof noemt als relevante omstandigheid dat het in dit geval gaat om een overname van aandelen tussen partijen die bij het overnameproces zijn bijgestaan door deskundige adviseurs, en dat het resultaat van hun onderhandelingen is vastgelegd in een uitvoerig en gedetailleerd overnamecontract.
Volgens het Hof was er op het moment van de overname geen reden om te veronderstellen dat de commanditaire vennootschap buiten de transactie zou vallen. Uit het verweer van de verkoper blijkt niet dat de koper de commanditaire vennootschap feitelijk en daadwerkelijk niet heeft overgenomen. Het enkele feit dat de koper op de hoogte was van het lopende onderzoek van de Belastingdienst naar de commanditaire vennootschap, en daarover is gesproken in het kader van het due diligence-onderzoek, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het Hof vindt dat de verkoper onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit zou (kunnen) impliceren dat de koper zou of moest afleiden dat de belastingvrijwaring zich niet zou uitstrekken tot de commanditaire vennootschap, die feitelijk wordt gedreven door een van de overgenomen groepsvennootschappen.
Een en ander leidt volgens het Hof tot het oordeel dat met de overdracht van (aandelen in de) groepsvennootschappen ook alle daaronder vallende entiteiten en samenwerkingsverbanden zijn overgegaan naar de koper. De belastingvrijwaring is dus ook van toepassing op de commanditaire vennootschap.
Aanbevelingen voor de praktijk
Deze uitspraak illustreert dat de inhoud van vrijwaringen per geval door uitleg moet worden vastgesteld, waarbij de partijbedoelingen centraal staan. Het is daarom raadzaam om vrijwaringen in overnamecontracten zo specifiek mogelijk te formuleren, met duidelijke definities, om interpretatiegeschillen achteraf te voorkomen. Hoe algemener de vrijwaring is geformuleerd, des te meer ruimte er is voor verschillende interpretaties. Zorg er daarnaast voor dat de procedure voor het inroepen van een vrijwaring helder is, inclusief de termijn en de vereisten voor melding.
Heeft u vragen over overnamecontracten? Aarzel dan niet om contact op te nemen met één van onze specialisten.
Auteurs: Anouq van Hest en Arthur Smith