Door Pim Wieland
In de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 16 februari 2021 stond de vraag centraal of de bezorgers van Deliveroo werken op basis van een arbeidsovereenkomst of niet.
Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en verwijst daarbij naar een recente uitspraak van de Hoge Raad van 6 november 2020 (X/Gemeente Amsterdam). In die uitspraak heeft de Hoge Raad overwogen dat niet van belang is of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden om wel of geen arbeidsovereenkomst te sluiten, maar dat bepalend is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Die omschrijving houdt in dat de werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien dat het geval is moet de overeenkomst worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad bepaalde daarbij ook dat aan de hand van de rechten en verplichtingen die partijen zijn overeengekomen moet worden bezien of is voldaan aan de elementen ‘in dienst’, ‘loon’, ‘gedurende zekere tijd’ en ‘arbeid’.
Deze leer van de Hoge Raad wordt door het hof toegepast in de Deliveroo-zaak waarbij elk element afzonderlijk wordt getoetst. Daarbij concludeert het hof: “3.12.1 Alle omstandigheden bij elkaar genomen constateert het hof dat slechts de aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid een omstandigheid is die eerder wijst op de afwezigheid dan op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Alle overige elementen, waaronder de wijze van loonbetaling, het uitgeoefende gezag, de zekere tijd (met rechtsvermoeden), alsmede de genoemde overige omstandigheden wijzen meer op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst dan op de afwezigheid daarvan. De aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid is bovendien niet onverenigbaar met de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst.”
De zogenaamde opdrachtovereenkomst tussen Deliveroo en de bezorgers kwalificeert volgens het hof dus als een arbeidsovereenkomst.
Deze uitspraak onderstreept nog maar eens het belang om in de praktijk voortdurend oog te hebben voor de wijze waarop een overeenkomst feitelijk wordt uitgevoerd. In veel opdrachtovereenkomsten tussen opdrachtgevers opdrachtnemers is opgenomen dat partijen niet de bedoeling hebben om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Daarmee wordt beoogd om te voorkomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wat partijen daarover opschrijven is voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst inmiddels dus veel minder relevant. Wees uzelf daarvan bewust wanneer u een overeenkomst sluit.
Heeft u vragen? Neem contact op met Pim Wieland.