Partijen kunnen nalaten om een overeengekomen prestatie te verrichten. De vraag luidt of ook in dat geval de klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) van toepassing is. Op grond van dat artikel dient binnen een bekwame tijd over een gebrek geklaagd te worden.
In een recente zaak gaf de Hoge Raad antwoord op deze vraag.
Het laten verjaren van de schadeclaim (oftewel: het nalaten)
Eiser (‘A’) en zijn voormalige echtgenote hebben in maart 2005 ernstige brandwonden opgelopen als gevolg van een ontploffing en brand in hun woonwagen.
A heeft in dat kader een advocaat (de ‘eerste advocaat’) ingeschakeld. De eerste advocaat was werkzaam bij verweerster, een advocatenkantoor (‘B’). De eerste advocaat heeft in november 2006 en januari 2007 twee brieven aan een installatiebedrijf verstuurd.
Het installatiebedrijf was één week voor de ontploffing ingeschakeld om onderhouds- dan wel reparatiewerkzaamheden bij A te verrichten, omdat A gaslucht rook. Het bedrijf heeft vervolgens geen onderzoek verricht, terwijl de gaslucht aanwezig bleef. Uiteindelijk is een ontploffing ontstaan.
In de twee brieven werd dan ook gesteld dat het installatiebedrijf toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat zij onrechtmatig jegens A heeft gehandeld. Na het versturen van deze brieven, heeft de eerste advocaat geen handelingen meer voor A verricht, als gevolg waarvan de schadeclaim is verjaard.
A heeft in maart 2011 een andere advocaat (de ‘tweede advocaat’) benaderd, om de eerste advocaat aansprakelijk te stellen voor een beroepsfout, zijnde het laten verjaren van de schadeclaim. Nu de eerste advocaat werkzaam is bij B, heeft de tweede advocaat B aansprakelijk gesteld.
A vordert in eerste aanleg een verklaring voor recht dat B toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht tussen partijen en aansprakelijk is voor de door A geleden en nog te lijden schade. De rechtbank heeft de vordering van A toegewezen. B gaat in hoger beroep.
De klachtplicht ex artikel 6:89 BW
B voert in hoger beroep aan dat A niet tijdig heeft geklaagd ex artikel 6:89 BW. Dit artikel bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
Het hof heeft voorts geoordeeld dat A niet zou hebben voldaan aan zijn klachtplicht, nu hij eerder dan maart 2011 had kunnen klagen. Door het tijdsverloop zou B ernstig in haar belangen zijn geschaad. A kan als gevolg hiervan geen beroep meer doen op het gestelde gebrek in de prestatie van B. Het hof heeft het vonnis dan ook vernietigd en de vorderingen van A alsnog afgewezen. A gaat vervolgens in cassatie.
De klachtplicht bij een nalaten
A klaagt in cassatie dat het hof heeft miskend dat artikel 6:89 BW niet van toepassing is op een geval als het onderhavige, waarin in het geheel géén prestatie is verricht. B heeft na januari 2007 feitelijk niet meer de belangen van A behartigd en iedere verdere prestatie in het kader van de overeenkomst met A achterwege gelaten.
Volgens de Hoge Raad strekt artikel 6:89 BW ertoe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht te beschermen, omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat de schuldeiser, indien dit niet het geval blijkt te zijn, dit eveneens met spoed aan de schuldenaar meedeelt. De Hoge Raad oordeelt dan ook dat artikel 6:89 BW niet van toepassing is op een dergelijk nalaten om een overeengekomen prestatie te verrichten.
Het oordeel van het hof berust dus op een onjuiste rechtsopvatting, als gevolg waarvan de Hoge Raad het arrest van het hof heeft vernietigd.
De klachtplicht is niet van toepassing bij een nalaten
Indien één van de partijen nalaat om een overeengekomen prestatie te verrichten, is de klachtplicht van artikel 6:89 BW dus niet van toepassing.
Heeft u vragen over de klachtplicht? Aarzel dan niet om contact op te nemen met één van onze specialisten.
Auteurs: Anke Goossens en Shaghayegh Molawi