De Rechtbank Noord-Holland heeft zich recent uitgelaten over de vraag of een tussen partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een agentuurovereenkomst. Het vaststellen van deze kwalificatie is belangrijk, omdat de agentuurovereenkomst bij de is wet geregeld en dwingendrechtelijke bepalingen kent, waarvan niet (ten nadele van de handelsagent) mag worden afgeweken.
Het geschil tussen partijen ziet voornamelijk op één van deze dwingendrechtelijke bepalingen, namelijk het concurrentiebeding.
Het Concurrentiebeding
Het geschil gaat over de tussen eiser en Next Generation B.V. (‘Next Generation’) tot stand gekomen beëindigingsovereenkomst (de ‘Overeenkomst’) en in het bijzonder het in de Overeenkomst opgenomen concurrentiebeding (het ‘Concurrentiebeding’).
Partijen hebben sinds 2008 samengewerkt in de handel van pallets, welke samenwerking per 1 juni 2018 is beëindigd. Daartoe hebben partijen de Overeenkomst gesloten.
Het Concurrentiebeding in de Overeenkomst houdt onder meer in dat:
- eiser per [datum] zich niet meer bezighoudt met de aan- en verkoop van pallets en in deze geen contact meer heeft met de afnemers en leveranciers van Next Generation B.V., en
- indien eiser zich niet houdt aan dit artikel er een boete verschuldigd zal zijn van € 1.000 per dag zolang dit voortduurt.
Eiser heeft per brief de overeenkomst, voor zover deze de concurrentiebeperking betrof, opgezegd. Volgens eiser dient de samenwerking tussen partijen als een agentuurovereenkomst te worden aangemerkt, dan wel dient het Concurrentiebeding als een duurovereenkomst te worden aangemerkt.
Eiser vordert om deze reden primair bij de rechter dat het Concurrentiebeding nietig wordt verklaard, dan wel wordt vernietigd. Voor zover deze vordering wordt afgewezen, vordert eiser het opzeggen of beëindigen van de Overeenkomst, dan wel dat het Concurrentiebeding eindigt of teniet wordt gedaan.
Aan de vorderingen van eiser liggen meerdere argumenten ten grondslag. In deze blog bespreken wij de belangrijkste argumenten, welke uiteindelijk ook door de rechter zijn behandeld.
Allereerst voert eiser aan dat het Concurrentiebeding niet voldoet aan artikel 7:443 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’). In dit artikel staan de eisen die worden gesteld aan concurrentiebedingen in agentuurovereenkomsten. In het bijzonder bepaalt lid 1 sub b van dit artikel dat een concurrentiebeding slechts geldig is, indien deze betrekking heeft op (beperkt is tot) de goederen of diensten waarvan de agent de vertegenwoordiging had, en op de aan de agent toevertrouwde klantenkring of gebied. Daar is volgens eiser geen sprake van. Het Concurrentiebeding zou geen betrekking hebben op (enkel) het gebied of de klantenkring dat aan eiser als agent van Next Generation was toevertrouwd.
Ten tweede stelt eiser dat het Concurrentiebeding een duurovereenkomst is en om die reden opgezegd kan worden. Eiser voert daartoe aan dat er geen overeengekomen of wettelijke opzegtermijn geldt en het enkele tijdsverloop sinds het overeenkomen van het Concurrentiebeding een opzegging rechtvaardigt.
Ten derde refereert eiser terug naar de wet, namelijk artikel 7:443 lid 2 BW, waarin wordt aangegeven dat een concurrentiebeding bij een agentuurovereenkomst een maximale duur mag hebben van twee jaar.
Tot slot meent eiser dat het Concurrentiebeding in strijd met artikel 6 van de Mededingingswet (‘Mw’) zou zijn.
Volgens Next Generation zit de vork toch anders in de steel.
Allereerst betwist Next Generation dat er sprake is van een agentuurovereenkomst. Eiser zou namelijk geen beloning (provisie) ontvangen uit hoofde van een provisiebasis of als ZZP’er, waardoor er ook geen sprake kan zijn van een agentuurovereenkomst. Hierover later meer.
Ten tweede voert Next Generation aan dat partijen overeen zijn gekomen dat eiser voorgoed uit de pallethandel weg zou blijven en daarvoor een bedrag van € 110.000,- heeft ontvangen. Het overtreden van deze afspraak gaat volgens Next Generation gepaard met boetes. Bij wijze van tegenvordering vordert Next Generation – nu eiser zich toch in de pallethandel heeft begeven – de betaling van verschillende boetes en dwangsommen voor het schenden van deze afspraak, dan wel het terugbetalen van het bedrag van € 110.000,-.
Is er sprake van een agentuurovereenkomst?
De rechtbank gaat in op de vraag of er sprake is van een agentuurovereenkomst. Daarbij begint de rechtbank met het uiteenzetten van de definitie van een agentuurovereenkomst, welke luidt:
“De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.”
Om te bepalen of er sprake is van een agentuurovereenkomst, is onder meer van belang wat partijen voor ogen hadden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en de feitelijke uitvoering van de overeenkomst.
In dit verband stelt eiser dat hij tijdens de samenwerking met Next Generation actief is geweest in het in- en verkopen van pallets, het namens Next Generation sluiten van overeenkomsten en het verrichten van de daarbij behorende administratie. Volgens eiser factureerde hij maandelijks een provisie die afhankelijk was van de uit de pallethandel behaalde omzet van die maand.
Next Generation betwist dat eiser als agent op provisiebasis heeft gewerkt. Eiser verrichte voornamelijk administratieve werkzaamheden en het was juist de aandeelhouder van Next Generation, A, die de klanten bezocht en aanbracht. Volgens Next Generation betreffen de maandelijkse facturen van eiser geen provisiefacturen, maar voorschotten op het te behalen winstaandeel. Bij aanvang van de samenwerking was immers sprake van een winstverdeling van 70/30 (eiser/A) en vanaf het moment dat de investering van A was terugverdiend, zou deze verdeling 50/50 worden.
De rechtbank is van mening dat eiser, tegenover het verweer van Next Generation, onvoldoende heeft onderbouwd dat de samenwerking elementen bevat van een agentuurovereenkomst. Met name nu de beloningsafspraken niet door eiser zijn bestreden en weerlegd.
De rechtbank oordeelt dat nu geen sprake is van een beloning (provisie), er niet is voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt ten aanzien van de agentuurovereenkomst. Aangezien geen sprake is van een agentuurovereenkomst kan eiser zich eveneens niet beroepen op artikel 7:443 BW. De vorderingen van eiser die daarop zien worden dus afgewezen.
Ook het argument dat het Concurrentiebeding een duurovereenkomst is, wordt door de rechtbank afgewezen. Daarover wordt het volgende overwogen:
“Een duurovereenkomst is een overeenkomst waaruit een verplichting voortvloeit om ofwel gedurende zeker tijd periodiek, of zo dikwijls als de schuldeiser daartoe de wens te kennen geeft, een zekere prestatie te verrichten. De prestaties dienen voortdurend telkens terugkerend of opeenvolgend te zijn. Een kenmerk van een duurovereenkomst is dat partijen zich jegens elkaar hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer voortdurende of telkens terugkerende prestaties te verrichten. Dat is hier niet het geval. Daarbij komt dat het concurrentiebeding als zodanig geen duurovereenkomst is, maar een beding in de beëindigingsovereenkomst, dat onlosmakelijk is verbonden met de overige bepalingen van deze overeenkomst. Het concurrentiebeding kan dan ook niet afzonderlijk worden opgezegd.”
Ten slotte gaat de rechtbank in op het argument dat het Concurrentiebeding in strijd met artikel 6 Mw zou zijn. Dit artikel speelt slechts een rol indien het gezamenlijke marktaandeel van de bij de overeenkomst betrokken ondernemingen op de relevante markten, waar de betreffende overeenkomst op ziet, groter is dan 10%. Eiser heeft volgens de rechtbank niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat het gezamenlijke marktaandeel van eiser en Next Generation groter is dan 10%. De rechtbank concludeert daarom dat het Concurrentiebeding geldig is.
Het belang van het juist kwalificeren van een overeenkomst
Uit dit vonnis komt naar voren dat het niet altijd duidelijk is of er sprake is van een agentuurovereenkomst. Nu sommige overeenkomsten bij de wet geregeld zijn, kunnen de tussen partijen gemaakte afspraken binnen deze wettelijke kaders vallen. Het gevolg hiervan kan zijn dat partijen onbedoeld gebonden zijn aan bepaalde wettelijke verplichtingen, met alle gevolgen van dien.
Heeft u vragen over de kwalificatie van uw overeenkomst of over de gevolgen van het aangaan van een agentuurovereenkomst? Aarzel dan niet om contact op te nemen met één van onze specialisten.
Auteurs: Yoenes Kameh Khosh en Shaghayegh Molawi