Het Hof Amsterdam oordeelde recent over de vraag of goedkeuring van de algemene vergadering (“AV”) vereist is bij een voorgenomen vervreemding van een meerderheidsbelang in een dochtervennootschap.
In gemeenschap van goederen getrouwd
In deze zaak gaat het om een geschil tussen mevrouw A en geïntimeerde.
Mevrouw A is enig aandeelhouder en bestuurder van bedrijf H. Verder worden 96,5% van de aandelen van bedrijf B gehouden door bedrijf H. Bedrijf H en bedrijf B worden samen hierna aangeduid als: “bedrijf HB”.
Mevrouw A bevindt zich in een echtscheidingsprocedure met geïntimeerde, met wie zij in gemeenschap van goederen is getrouwd. Alle aandelen in bedrijf H vallen in de huwelijksgoederengemeenschap.
Nadat mevrouw A via bedrijf H het voornemen heeft om in twee tranches 51% de aandelen in bedrijf B te verkopen aan een derde, besluit geïntimeerde een kort geding te starten en vordert daar:
- een gebod aan bedrijf HB al die informatie aan geïntimeerde te verstrekken, waardoor geïntimeerde een duidelijk beeld krijgt van de te vervreemden vermogensbestanddelen en de bijbehorende voorwaarden;
- een gebod aan bedrijf HB onderhandelingen over de vervreemding van vermogensbestanddelen op te schorten, opgeschort te houden en/of voort te zetten; en
- een verbod aan bedrijf HB aandelen in bedrijf B dan wel de onderneming te vervreemden en/of te bezwaren.
De voorzieningenrechter wijst slechts (geclausuleerd) vordering III toe. Het verbod geldt totdat zowel van de geïntimeerde als van mevrouw A toestemming is verkregen.
Verbod om aandelen te vervreemden en/of te bezwaren
Het geding in hoger beroep is toegespitst op de vraag of vordering III terecht is toegewezen.
Bedrijf HB voert in hoger beroep aan dat het kunnen vervreemden van de aandelen in bedrijf B noodzakelijk is voor het voorbestaan van de onderneming.
Bij de voorzieningenrechter heeft geïntimeerde reeds aangevoerd dat hij recht heeft op de helft van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waarvan de aandelen van bedrijf H deel uitmaken. Het vervreemden van de aandelen binnen bedrijf B heeft volgens geïntimeerde gevolgen voor de omvang van de huwelijkse boedel. De waarde van de aandelen in bedrijf H worden namelijk grotendeels bepaald door de waarde van de aandelen binnen bedrijf B. Geïntimeerde heeft er juist belang bij dat een verantwoorde zakelijke opbrengst wordt verkregen en regelingen worden getroffen voor de achterblijvende minderheidsaandeelhouder. In dat verband stelt geïntimeerde dat de AV van bedrijf H toestemming moet verlenen voor het vervreemden van de aandelen van bedrijf B. Volgens geïntimeerde dient als gevolg van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap naast mevrouw A ook toestemming van hem te worden verkregen, omdat zij als deelgenoten wettelijk slechts gezamenlijk bevoegd zijn tot het beheren van de aandelen binnen bedrijf H.
Het hof oordeelt dat als het vervreemden van de aandelen onderworpen is aan de goedkeuring van de AV, dan is daarvoor zowel de toestemming van mevrouw A als de geïntimeerde vereist. Het uitoefenen van het stemrecht op aandelen is namelijk een beheershandeling, zodat bij gebreke van een beheersregeling een gezamenlijk bevoegdheid geldt tot het uitoefenen van vergader- en stemrechten.
Goedkeuring AV vereist?
De vraag is vervolgens of voor het vervreemden van de aandelen in bedrijf B goedkeuring van de AV van bedrijf H is vereist. Indien dit niet is vereist, dan is het bestuur van bedrijf H zelfstandig bevoegd de aandelen van bedrijf B te vervreemden. Het hof oordeelt dat de vervreemding niet aan goedkeuring is onderworpen en overweegt daartoe het volgende.
Niet aan de orde is of het bestuur van bedrijf H bevoegd is een besluit te nemen tot vervreemding van de aandelen van bedrijf B of dat in de statuten van bedrijf H niet is bepaald dat voor de vervreemding goedkeuring is vereist van de AV. Wel speelt het feit dat de wet (de “Wet”)[1] bepaalt dat voor bepaalde besluiten van het bestuur goedkeuring is vereist van de AV, waaronder het afstoten van een deel van de vennootschap met een bepaalde waarde. Deze wettelijke bepaling geldt echter enkel voor de naamloze vennootschap (“NV”) en niet de besloten vennootschap (“BV”).
Het hof gaat ervan uit dat in deze kwestie geen sprake is van een wettelijke of statutaire verplichting om de voorgenomen verkoop ter goedkeuring voor te leggen aan de AV. Derhalve stelt het hof dat tussen partijen de vraag rijst of de Wet ook kan worden toegepast voor de BV. Een bevestigend antwoord wordt door geïntimeerde aangevoerd en is destijds door de voorzieningenrechter aangenomen, maar in hoger beroep wordt dit door bedrijf HB aangevochten.
Voor de beoordeling van deze vraag neemt het hof als uitgangspunt dat het bestuur verantwoording moet afleggen aan de AV. Buiten de wettelijke en/of statutaire regelingen, is het bestuur echter niet verplicht de AV vooraf te betrekken in handelingen waartoe het bestuur bevoegd is.
Het bovenstaande betekent niet dat de AV helemaal geen invloed kan uitoefenen op bestuursbesluiten. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet en eerdere uitspraken volgt namelijk dat de AV onder omstandigheden een rol kan spelen bij bestuursbesluiten. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij het beschikken over delen van de met de vennootschap verbonden onderneming. Het gaat dan om zulke ingrijpende gevallen dat de aard van het aandeelhouderschap zodanig verandert dat de aandeelhouder als het ware geld verschaft/belang gaat houden in een wezenlijk andere onderneming. Volgens het hof is hier geen sprake van.
Het hof meent dat een daarmee vergelijkbare situatie niet aan de orde is. Het vervreemden van 51% van de aandelen in de enige deelneming van bedrijf H is ingrijpend, maar een dergelijk besluit heeft geen gevolgen die in vergelijkbare mate verstrekkend zijn als de hiervoor genoemde besluiten. Daar komt bij dat de in wetsgeschiedenis van de Wet genoemde gevallen zich niet lenen voor een analoge toepassing.
Gelet op het voorgaande is geen goedkeuring vereist van de AV van bedrijf H. Het hof vernietigt daarom het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van geïntimeerde af.
Goedkeuring AV is niet altijd vereist
Uit deze uitspraak komt naar voren dat niet in alle gevallen de AV goedkeuring dient te verlenen voor de werkzaamheden van het bestuur.
Heeft u vragen over de verhouding tussen het bestuur en de AV binnen uw onderneming? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten!
Auteurs: Yoenes Kameh Khosh en Shaghayegh Molawi
[1] Artikel 2:107a van het Burgerlijk Wetboek.