In deze zaak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘HvJ EU’) van 14 september 2023 speelt het volgende: het Tsjechische bedrijf EXTÉRIA en het Slowaakse bedrijf Spravime hebben een voorovereenkomst gesloten. In de voorovereenkomst gaan zij de verplichting aan om een franchiseovereenkomst met elkaar te sluiten. Daarnaast is een betalingsverplichting voor Spravime opgenomen om binnen tien dagen na de ondertekening van de voorovereenkomst een voorschot te betalen. Als Spravime te laat betaalt, wordt het voorschot omgezet in een boete.
Spravime betaalt het voorschot niet binnen tien dagen en daarom stapt EXTÉRIA naar de Tsjechische rechter om de boete te vorderen. Spravime betwist echter de bevoegdheid van deze rechter. Volgens de voorovereenkomst was het Tsjechisch recht van toepassing, maar partijen hadden in de voorovereenkomst niets geregeld over de bevoegde rechter.
Om te beoordelen of de Tsjechische rechter bevoegd is, moet de Tsjechische rechter weten of de voorovereenkomst valt onder de term “overeenkomst inzake verstrekking van diensten”, zoals bedoeld in art. 7, punt 1, onder b) Brussel I bis-verordening.
De Tsjechische rechter stelt hierover een prejudiciële vraag aan het HvJ EU. Een prejudiciële vraag is (in dit geval) een vraag die door de nationale rechter aan het HvJ EU wordt gesteld wanneer twijfel bestaat over de interpretatie of geldigheid van Europees recht, zoals hier de Brussel I bis-verordening.
Het HvJ EU oordeelt dat deze voorovereenkomst niet valt onder het begrip ‘verstrekking van diensten’, want de voorovereenkomst zelf vereist geen handeling of betaling van een vergoeding. De betaling van de contractuele boete kan ook niet als een vergoeding worden aangemerkt, want de andere partij (EXTÉRIA) heeft geen werkelijke activiteit verricht voor deze vergoeding. Dat de voorovereenkomst voorafgaat aan de te sluiten franchiseovereenkomst (waarin wel sprake is van het vertrekken van diensten) en een nauw verband bestaat tussen de voorovereenkomst en de franchiseovereenkomst maakt dit volgens het HvJ EU niet anders.
Het geschil en de procedure is in deze zaak complexer geworden, omdat de partijen geen afspraken hadden over de bevoegde rechter. Er was zelfs verheldering van het HvJ EU nodig. Om discussies hierover te vermijden, is het raadzaam om in de overeenkomst duidelijke afspraken te maken over welke rechter bevoegd is om eventuele geschillen met betrekking tot de overeenkomst te beslechten.
Heeft u hulp nodig met het opstellen van een (voor)overeenkomst? Neem dan contact op met Shaghayegh Molawi!